Het onvolprezen CDV heeft een themanummer gemaakt over populisme. Ze hebben vele interessante mensen gevraagd daar een bijdrage aan te leveren, waaronder Donner, Hirsch Ballin en Klink. We kennen de laatste drie allemaal bij hun voornaam, maar bij een blad als dit houdt je het voornaam en worden alleen achternamen gebruikt.
Zoals te verwachten viel, leggen deze drie verschillende accenten in hun uitleg van het begrip populisme, maar dat is niet de reden om over hen te schrijven. Met een PVV die zich naar buiten Kabinetsverband populistisch opstelt, maar daarbinnen ronduit gouvernementeel, krijgt de discussie over populisme toch iets gezochts. Daarbij zijn de bijdrage van de drie op het eerste oog geen oefening in confrontatie. Ze maken beschrijvingen van het fenomeen die aanvullend werken op elkaar. Ze staan in eenzelfde traditie van bedachtzaam kijken naar een relevant verschijnsel. Waar het hoogstens schuurt is in de wijze waarop ze met het verschijnsel omgaan; in de consequenties van de conclusies. Die conclusies vullen elkaar in the themanummer overigens aan. Donner benadrukt het opvoeden, Hirsch Ballin het overeind houden van de rechtsstaat, Klink de noodzaak van hervorming. Alle drie zijn verenigd in hun afkeer van het populisme, alle drie zijn ook veel te groot om alleen aan symptoombestrijding te doen. Maar waarom ben ik dan toch zo nerveus bij het lezen?
Of het populisme groter of kleiner wordt in ons land, hangt uiteindelijk af van heel veel factoren, maar het begint en eindigt doorgaans bij de gesprekken aan tafel of in het café als we de verhalen van ‘buiten’ groot en groter maken en niet meer weten wat nog normaal is en wat niet. Populisme bestaat bij gratie van het bestaan van onzekerheid. In die zin is het wat mij betreft geen erg interessant verschijnsel. Populisme bestrijden door het te bestrijden, is zoiets als bijziendheid corrigeren door scheel te gaan kijken. Het levert vooral scheve hoofdpijn op.
Maar niets doen is toch ook geen optie? Waarop mijn antwoord zou zijn dat je wel degelijk wat moet doen, maar dan door naar de bron aan te pakken, de onzekerheid. Tegelijk is dat weer zo’n ware, maar vage uitspraak, dat de lezer gelijk zou hebben als die afhaakt.
Dan is het fijn om drie denkers van het formaat Donner, Hirsch Ballin in Klink in de geledingen te hebben, zoals denk ik ook vertegenwoordigers van andere partijen zouden beamen. Naar hen zou je mogen kijken voor een verdere aanwijzingen over de koers van het CDA nu we inmiddels al een paar maanden op weg zijn met het kabinet. Daarom is het meer dan een beetje spannend om de drie naast elkaar in een tijdschrift te zien, schrijvend over iets dat dicht bij de kern ligt van het gedoogakkoord. Iedereen die er op 2 oktober bij was of naar de TV keek, kan echter weten dat Donner enerzijds en Hirsch Ballin en Klink anderzijds, tot conclusies kwamen die hen diametraal tegenover elkaar zetten. Iedereen de drie kent, weet ook dat zij niet impulsief positie kiezen, maar alles tot op punten en komma’s hebben doordacht. Zou die tegenstelling verder aangescherpt worden door het schrijfwerk van de heren? Als dat zo is zijn we als partij nog verder van huis.
De eerste conclusie is dus dat dit niet het geval is. Het is een beetje een non-confrontatie. Deze week was er een door het Wetenschappelijk Instituut georganiseerd debat tussen Hans Hillen en Renée Paas, met aan het slot commentaar door Herman Kaiser. Er was de nodige pers op af gekomen, mede omdat men een heftig debat voortzetting verwachtte van het debat in trouw tussen Hillen en Kaiser. Ook dat werd een non-confrontatie. Hillen ging middendoor en deed een goede poging te zoeken naar dat wat verbindt in het gedachtengoed. Hij kon het plagen niet laten door te pleiten voor een districtenstelsel, maar daar bleef het eigenlijk bij. Grappig om te merken hoe journalisten daarna niet goed weten te reageren. Close reading natuurlijk, dames en heren. Maar ook door wat gezegd worden serieus te nemen als uiting van een eigen politieke stroming. Daar ga ik nu ook een poging toe doen.
De drie weten de confrontatie door allemaal een variant te nemen op het lange termijn perspectief. Donner zoekt het antwoord in de verantwoordelijkheid nemen en betrokkenheid tonen. Echter: ‘een betrokken burger wordt men niet vanzelf’, het moet geleerd worden.’ Hij vervolgt: ‘samenwerken, verbinden, matiging, beperking, respect voor een anders zienswijze, beleving of geloof; het komt niet vanzelf, maar moet worden bijgebracht ..’ Om dan te stellen: ‘Niets werkt zo louterend als zelf betrokken te zijn, zelf deelnemer te zijn, zelf te worden aangesproken op wat wel of niet zou moeten.’ Hij concludeert dat populisme niet bestreden moet worden door ‘confrontatie, afwijzing en uitsluiting, maar ook daarmee waar mogelijk samenwerking te zoeken.’ De houding van Donner is die van een man die voorbij het grote verhaal is en de maat van kleine stappen kent.
Donner formuleert als de door de wol geverfde leraar die voor een moeilijke klas staat. Geef me maar tijd en ik weet ze wel op weg te krijgen. Je ziet het hem doen. Hirsch Ballin is meer de schooldirecteur in een ruige buurt die om zich heen kijkt en zich verzet tegen pogingen van de leerlingen om de school gaan overnemen. Wel of niet detectiepoortjes bij de ingang?
Populisten zien in zijn visie de gevestigde politieke structuren als een belemmering van ‘gewone mensen’. Populisten keren zich niet alleen tegen de ‘anderen’, maar tegen de instituties van de rechtsstaat. Hirsch Ballin onderschrijft het Program van Uitgangspunten van het CDA als het stelt dat een democratisch gekozen partij, die de beginselen van het staatsbestel aanvaardt, niet bij voorbaat mag worden uitgesloten van het dragen van regeringsverantwoordelijkheid. Hij vraagt zich echter af of er gronden zijn waarop een partij zich daarvoor toch diskwalificeert. Centraal staat voor hem het begrip ‘wederkerigheid’. Wil je in een democratisch bestel je rol kunnen spelen, dan moet je de regels van de rechtstaat erkennen. Pas dan kan een partij worden beschouwd als een dragende kracht voor de rechtsstaat. Ruim citerend uit het verkiezingsprogramma van de PVV, stelt hij dat er sprake is van een sterk vriend-vijand denken. Collectieve diskwalificatie van groepen – de immigranten, de ‘elites’- is daar een uitgesproken voorbeeld van, waarbij feiten kennelijk irrelevant zijn.
Hirsch Ballin stelt dat een democratie niet kan functioneren als zij gepaard gaat met de uitsluiting van bepaalde groepen van volwaardige participatie. Hij plaatst dit in een breder raamwerk van gebonden zijn aan het recht en het idee dat besluitvorming aan procedures is gebonden. Hij realiseert zich dat deze besluitvorming vaak geduld vraagt, maar ziet dat ook als een teken van respect voor diegenen die het recht hebben ook hun opvattingen naar voren te brengen. Dat is de operationalisering van het begrip wederkerigheid. Het meewegen van het gezichtspunt van de ander, en dus van iedere betrokkene, is een eis (mijn cursivering, PN) die geldt voor elke democratie. Aan het slot zegt hij dan: ‘Politici die zich van hun verantwoordelijkheid bewust zijn zullen dit ook aan Henk en Ingrid willen duidelijk maken.’
Ik zou niet graag in de schoenen van Henk en Ingrid willen staan als ze met Hirsch Ballin worden geconfronteerd – hier weersta ik de analogie van de schooldirecteur. Henk en Ingrid zijn geen namen voor pubers. Ik zou overigens ook niet graag in de schoenen van de politici willen staan bij deze verdediger van de rechtstaat.
Klink is de jongste van het drietal, maar is de enige die echt met een historische analyse komt. En wat voor één. Hij traceert de wortels van de huidige populistische beweging op grond van macro-economische bewegingen tot Paars II. Mooi beschrijft hij het onbegrip van de elite over het kennelijk ongenoegen van de bevolking in een tijd dat ‘zelfs de Economist’ Nederland de hemel in prijst. Maar: ‘wat lastig te duiden is, wordt al snel als irrationeel weggezet’. Na de Fortuyn-revolte is het besef dat het anders moet volop aanwezig en wordt een hervormingsagenda geformuleerd door de eerste kabinetten Balkenende. Zonder hervormingen zouden de verzorgingsstaat en de economie genadeloos vastlopen, met alle gevolgen van dien. Hervorming was dus nodig om zekerheid over behoud van inkomen en meer te behouden. Het probleem was natuurlijk dat de maatregelen die daarvoor nodig waren – verhoging AOW-leeftijd, aanpakken WAO - de onzekerheid zelf weer verder vergrootten. Via een ‘toerustingsagenda’ werd dat bijgebogen, inclusief een sociale zekerheid die voor de echt sociaal zwakken toereikend is. Klink maakt op dit punt een scherp onderscheid ‘met sommige voorlieden van het CDA’, die vinden dat ‘de overheid niet elk gat kan dichten en dat de samenleving op zichzelf moet zijn aangewezen.’ Of Klink die voorlieden voldoende recht doet is de vraag, maar als ik hem goed begrijp is de teneur van zijn verhaal dat we nu opnieuw voor de noodzaak van een grote sociale en economische hervorming staan, met de vergrijzing als katalysator. Dan kunnen we ons als middenpartij niet laten gijzelen door populistische partijen die inde kern niet hervormingsgezind zijn of open staan voor andere antwoorden. Bij die andere antwoorden betrekt hij ook de ‘gepercipieerde opkomst van de islam’ bij. Gepercipieerd, niet alleen omdat de getalsmatige groei van de islam bescheiden zou zijn, maar omdat het niet juist is de ontwikkeling binnen de islam op één hoop te gooien. Hij ziet de lelijke islam, maar er is ook een andere islam. Willen we die een kans geven dan mogen populistische stromingen die verbinding tussen islam en rechtstaat niet op slot gooien en is ook op dat vlak iets nodig, passend bij de hervormingsagenda.
Wat me bij het bovenstaande opvalt is dat ik de denklijn van Donner in een paar regels heb kunnen vangen zonder het gevoel te krijgen hem onrecht te doen en dat dit me bij Hirsch Ballin en Klink niet gelukt is. Waarbij het overigens heel knap is dat je bij Klink direct het gevoel krijgt dat hij per direct in staat is een nieuwe hervormingsagenda voor het strategisch beraad te formuleren.
Of je hem dat verhaal moet laten schrijven is de vraag overigens. Hij vergist zich als hij denkt dat de tegenstander het huidige kabinet is. Dat is de kiezer van morgen. Daarbij denk ik dat hij nog niet klaar is met het reflecteren op de periode Balkenende, in veel opzichten ook zijn periode.
Het verhaal van Hirsch Ballin geeft mij nog de meeste moeite. Het is het verhaal van een onverschrokken verdediger van de rechtsstaat. Ik voel me er klein bij als ik het lees. Maar het is te abstract; het verhaal van een andere wereld, een andere planeet bijna. ‘Gewone mensen denken zo niet’, hoor ik mijzelf denken, wetend dat ik hem tekort doe. Maar de wederkerigheid waar Hirsch Ballin over spreekt moet je ook voelen, moet je als terecht ervaren en niet als het mechanisme waarmee mensen zich buitengesloten voelen. Dat laatste is, terecht of onterecht, voor ontzettend veel mensen het geval en daar helpt geen honderd keer uitleggen aan. Als hij dan het woord ‘eis’ verbindt aan het principe dat anderen zich altijd moeten kunnen laten horen, krijg ik het benauwd. Er wordt een grenspaal in de grond geramd waar ik niet omheen kan of wil, maar waarvan ik weet dat het de zaken erger en niet beter zal maken. Want wat is de volgende stap?
Voordat ik daar op in ga, eerst nog mijn reflectie op Donner. Als procesdenker voel ik me zeker tot zijn benadering aangesproken, maar er zitten ook een paar evidente tekortkomingen in. Hij zal het zo zeker niet bedoelen, maar net als het verhaal van Hirsch Ballin is het een toch wel arrogant verhaal. Het is een verhaal dat van boven naar beneden is opgeschreven, zonder veel besef dat er een eigen bijdrage is geleverd aan een voedingsbodem voor het populisme. Daarbij is de raad om geduld te hebben weliswaar wijs, maar dan moet die tijd er wel zijn, of ten minste de indicatie van een soort tijdpad. Het meest verontrust ben ik nog door de gedachte dat we nu te maken hebben met een tovenaarsleerling die de leraar vol geduld aan het opvoeden is. Wie speelt er nu met wie welk spel? Politiek is voor mij een voortdurende emancipatiestrijd. Ik denk niet dat noch het CDA noch de VVD op dit moment een emancipatiebeweging vertegenwoordigen, Wilders kan daar wel enige claim op maken. Het verhaal van Donner zou er voor mij heel wat steviger op worden als hij laat zien welke beweging onze partij vertegenwoordigd, waarbij ik ook aan Klink’s kritiek denk op de agenda van dit kabinet. Let wel; ik ben er van overtuigd dat Donner niet voor de makkelijkste weg kiest door voor de lijn van meegaan en bijbuigen te kiezen. Het vraagt om duizend en één confrontaties en als iemand daar niet bang van is, dan is het Donner. Maar is het dan toch niet beter om de strijd echt aan te gaan en dan, net als Hirsch Ballin, met één duidelijk principieel standpunt duidelijk te markeren waar je staat?
Principiële standpunten laten zich vanuit hun aard niet relativeren. Ik wil het niet eens, want ik heb bewondering voor iedereen die naar principes leeft en handelt. Op mijn eigen manier probeer ik dat ook. En toch zal ik nooit zomaar iets principieel verklaren. Elk gesprek stopt nadat een principieel standpunt is verwoord. Met een proces van herbronning, hertaling, of hoe we het ook noemen, in het vooruitzicht, kunnen we het ons niet permitteren om stilzwijgend aan de stille strijd van onze prominenten voorbij te gaan. Dat is wel het risico dat doorschemert uit de drie verhalen. Waar sta ik dan? De drie laten me wel achter met een dilemma.
Ik heb ook zo mijn principiële standpunten. Eén daarvan is dat je luistert naar je kiezer, of die kiezer nu het grootste ongelijk heeft van de wereld of niet. Toen op 6 juni de uitslag binnenkwam, was dat voor mij niet alleen een boodschap aan Balkende en Van Heeswijk, maar aan de hele partij. De kiezer zei: je hebt je beurt gehad. Ik ervoer dat als pijnlijk, een ontkenning van goede intenties en echte resultaten, maar ook als bevrijdend. Kan je weer gaan bouwen. Ik heb er zin in. Al snel kwam er echter een tegenbeweging op gang, Die kwam neer op de stelling dat het CDA hopeloos is als oppositiepartij en dat haar ervaring harder nodig is dan ooit. Beide dingen kon ik niet ontkennen, maar ik vond en vind het principieel onjuist om er zo over te denken, ook en juist binnen de Nederlandse verhoudingen. En net zoals er niets praktischer is als een goede theorie, denk ik dat we een hoge prijs gaan betalen voor het negeren van dit principe. We hebben zoveel huiswerk te doen.
Maar goed, de trein vraagt niet de weg aan mijnheer Noordhoek en ik kom, net als alle andere leden, terecht in een uiterst lastige afweging over een gedoogconstructie. Waar trek je de streep? Alle elementen die de drie te berden brengen over het populisme waren toen ook aanwezig. Met name het lezen van het gedoogakkoord was pijnlijke lectuur. Het bevat dingen die tegenstrijdig zijn aan alles wat ik van mijn ouders heb meegekregen en waar ik in de loop van mijn leven voor ben gaan staan. Het raakte mij op principieel niveau. Het probleem was echter dat het niet bij één principieel punt bleef. Buiten deze tijden geldt dit evenzeer; maar heeft niet elke politieke afweging een principieel element in zich? En maken we die afwegingen niet dagelijks? Toewerkend naar 2 oktober kon ik de principiële discussies niet meer op één hand tellen en ook niet op twee. En naast al die niet te relativeren principiële punten kwamen allerlei praktische afwegingen. Wat is de prijs van geen kabinet? Wat gaat de economie doen, als .. ? Wat betekent dit voor de partij? Nou ja, zo heeft iedereen hebben geworsteld. Zelf heb ik uiteindelijk voor het gedoogakkoord gestemd. Dat heb ik gedaan vanuit mijn perceptie van het landsbelang, alles afwegend wat ik kon over de effecten op economie en samenleving en uiteindelijk menend dat het principiële punt van de vrijheid van godsdienst andere punten niet mocht overvleugelen. Het besef dat ik daarmee iets deed waarin ik het niet met mijzelf eens was, was zwaarder te hanteren dan het besef dat stemmen voor gedoogsteun in mijn perceptie tegen het belang van de partij ingaat. De kans dat we zwaar moeten betalen voor kabinetsdeelname schat ik nog steeds hoog in. Maar net als Donner wil ik niet versagen en steeds weer laten zien wat we werkelijk waard zijn en wat werkelijk de moeite waard is.
Bent u er nog? Nog niet afgehaakt vanwege deja vu gevoelens? Waar brengt dit ons dan? Alle drie laten mij en de leden op een andere manier in de steek. Donner geeft te weinig perspectief en maakt je benieuwd naar waar zijn grenzen liggen. Hirsch Ballin eist zaken die niet te eisen zijn maar moeten worden verdiend. Klink komt met een ambitieuze hervormingsagenda en belast die nog verder met een verbinding van islam en rechtsstaat, zonder te overtuigen dat mensen beter toegerust aan deze agenda zullen beginnen dan bij vorige agenda’s.
Misschien zit de grootste fout wel bij mijzelf. Dat ik verwacht dat denkers als deze drie mij panklare oplossingen zouden kunnen bieden. Net zoals ik op 2 oktober mijn eigen afweging heb moeten maken, zal ik dat de komende maanden en jaren steeds opnieuw moeten doen – en daar is niets mis mee. Als ik mijzelf wel maar aan die ene beschavingsregel houd die door het verhaal van alle drie heengaat; het uitgangspunt dat je je verplaatst in de wereld van de ander en daar respect voor hebt. Zelfs of juist als dat populisten zijn.
Richting de drie is de boodschap ondertussen wel dat ze mij en de andere leden niet moeten blokkeren in die ontwikkeling. De aantrekkelijkheid van het CDA heeft voor een belangrijk deel steeds gelegen in het feit dat het tegenstellingen, ook van religieuze aard, steeds weet te overwinnen. Zelfs intellectuele tegenstellingen zouden overbrugbaar moeten zijn. Principiële bezwaren moeten gehoord en erkend worden, maar ze mogen die ontwikkeling niet blokkeren. En heren, blijf schrijven en inspireren.
Peter Noordhoek
Bronnen:
Piet Hein Donner - De ware volkspartij zoekt naar gemeenschappelijke belangen.
Enst M.H. Hirsch Ballin - Henk, Ingrid en de rechtsstaat.
Ab Klink - Hervormingen zijn noodzakelijk om populisme in de toekomst niet opnieuw in de kaart te spelen.
Alle artikelen verschenen in: Govert Buijs, Pieter Jan Dijkman & Frank van den Heuvel (Red.) - Populisme in de Polder. CDV, lente 2011.
NB Dank aan degenen die per twitter en mail op mijn vorige bijdragen en de aankondiging van deze weblog hebben gereageerd. Ook al gebruik ik niet alles in directe zin, het wordt zeer gewaardeerd.