De partijleiding vindt de situatie in Brabant vooral een voorbeeld van ‘subsidiariteit’ waar landelijk geen uitspraak over hoeft te worden gedaan: dit is aan Brabant. Zoals het nu gaat, worden er dan ook geen lessen uit de situatie getrokken. Ik probeer dat als lid van deze partij juist wél te doen en kom met een concreet advies.
Teleurstellingen
De ontwikkelingen in Brabant zijn teleurstellend vanuit het perspectief van mijn partij, het CDA. Voor de tegenstanders, waaronder ikzelf, is de uitslag een teleurstelling, maar ook voor voorstanders is de uitkomst niet hoopgevend: de “meerderheid” die zich uitsprak vóór de samenwerking in Brabant (56%) is beduidend kleiner dan die in Arnhem (68%) – en dat in een van de meest conservatieve provincies! Daarbij komt de lage opkomst bij de raadpleging van de achterban: kennelijk krijgen CDA’ers buikpijn bij het idee hierover mee te moeten beslissen – en haken af.
Eerdere peilingen zouden hebben laten zien dat een meerderheid van de CDA-kiezers wel kan leven met een coalitie met FvD. Het is de vraag of dat klopt, maar zeker na de raadpleging onder de Brabantse CDA-leden moet dat beeld worden bijgesteld voor wat betreft de eigen achterban. Na Arnhem mag je de conclusie trekken dat alles minder dan een 2/3 meerderheid bij een stemming een drama oplevert voor de partij en als Brabant maar een nipte meerderheid laat zien, dan ligt dat landelijk nog krapper. In die zin ben ik blij met de uitslag van juist Brabant: het laat zien dat een écht breed draagvlak ontbreekt. Ook de voorstanders van eventuele samenwerking met deze partij kunnen nu snappen wat dit gaat doen met de partij als Forum coalitiepartner wordt: regeren is scheuren. Die prijs is hoog, te hoog.
Regeren is scheuren. Die prijs is hoog, te hoog.
Het feit dat de leiding van de partij zich niet liet horen vormt misschien een nog wel grotere teleurstelling. Jack de Vries zei ooit: “niet wrijven in een vlek” en daarmee maande hij onze voorlieden om zich strategisch stil te houden. Maar soms is niets zeggen ook iets zeggen. Er is een vlek waarin iedereen nu naar hartenlust mag wrijven, binnen en buiten de partij. Niemand houdt ze tegen met een helder standpunt. Als de coalitie in Brabant van start gaat, zal dat in praktische zin waarschijnlijk wel gaan lopen, waarbij links ook wel wat lessen mag trekken. Het punt is daarmee landelijk nog niet weg en daarom moeten we dringend met elkaar spreken hoe we verder komen.
Spanning tussen CDA-uitgangspunten
De verdeeldheid op dit punt van coalitievorming namelijk niet vanzelf weg. Dat heeft ook met onze eigen beginselen te maken. In geladen discussies als deze zal een waarde als het verantwoordelijkheid nemen (‘je kan een democratisch gekozen partij niet uitsluiten’) of een brede volkspartij willen zijn (‘het zijn ook onze oud-stemmers’) voortdurend tegenover beginselen als rentmeesterschap (‘je kan niet met klimaatontkenners beleid maken’) of solidariteit kunnen worden gezet (‘ze sluiten bevolkingsgroepen uit)’. Om die spanning tot iets anders dan een verkrampte stilte te laten leiden, is er een kader en is er leiderschap nodig. Dat kader komt er. Het duurt echter nog meer dan een half jaar voordat het programma er ligt. Daarom is leiderschap nu des temeer nodig.
In geladen discussies als deze zal een waarde als het verantwoordelijkheid nemen of een brede volkspartij willen zijn voortdurend tegenover beginselen als rentmeesterschap of solidariteit kunnen worden gezet.
Insluiten of uitsluiten?
Mijn advies: ik denk dat programma en lijsttrekker (in die volgorde) moeten bepalen wat onze inzet voor coalitieonderhandelingen zal zijn. Een evaluatie van Brabant door het bestuur zal leren dat een coalitie met FvD landelijk ondenkbaar is. Dit alleen al vanuit de simpele constatering dat er geen draagvlak voor is. Er is geen enkel perspectief op een tweederde meerderheid en de rest is theorie, want als er één partij is die niet zonder achterban naar de kiezers gaat, dan zijn wij dat.
Het eerst gebod bij behandeling van een kritische situatie is: do no harm. Geen schade doen, betekent de situatie houden zoals die is: ver van FvD vandaan. Het tweede gebod is: benoemen. We mogen benoemen dat dit nog een open wond is. Direct daarna betekent dat werken aan het derde gebod: genezen door bewegen. Laten zien dat wij een veel beter verhaal hebben dan andere partijen. In mijn optiek heeft het gemeenschapsdenken het al gewonnen van het individualistisch denken. Maar er zijn twee soorten gemeenschapsdenken: één dat insluit, opbouwt en naar waarheid zoekt en één dat uitsluit, afbreekt en mag liegen en bedriegen. In de kern is dat de keuze tussen het CDA en een partij als FvD. Ik weet aan welke kant ik wil staan en ik geloof ook dat het duidelijk maken van deze keuze ons als partij sterker maakt, zowel intern als naar de kiezer toe. Zeg dat. Dan kunnen we verder gaan.
Peter Noordhoek is strategisch adviseur en voorzitter van het bestuur van christendemocraat.nl.