Waarom leest een mens een biografie? Als we braaf zijn, dan zeggen we: om van de persoon te leren. Als we minder braaf zijn: om te genieten van een leven dat spannender is geweest dan dat van onszelf. Als die laatste reden de belangrijkste is, ga dan vooral geen biografie van Adam Smith lezen. Zonde van de tijd. Nog nooit de biografie gelezen van iemand die zo braaf was als hij. En dat was geen act, zo was hij. Het enige moment dat de biografie in de buurt van geweld komt, is het moment dat Smith door andere zaken niet aan zijn collegeverplichtingen kan voldoen en hij de collegegelden aan zijn studenten terug wil geven. Zijn studenten weigeren die geste van de geliefde docent en het wordt bijna een handgemeen als hij toch probeert het geld in de zakken van de studenten te stoppen. Voor het overige mag zijn leven saai worden genoemd, ook al leefde hij allesbehalve saaie tijden. Die saaiheid houdt op zodra je probeert in zijn hoofd te kijken en over zijn boeken gaat lezen. Maar zelfs dat is nog een beperkt genoegen omdat hij testamentair liet vastleggen dat behalve zijn twee belangrijkste boeken, al zijn andere teksten en aantekeningen moesten worden vernietigd, wat zijn erfgenamen met heel veel tegenzin uiteindelijk gedaan hebben. Alles wat we nog hebben van die teksten zijn de aantekeningen die zijn studenten tijdens de colleges maakten (studenten, laat dit tot je doordringen).
Smith herontdekt
En dan toch blijft er meer dan genoeg over om je mee te laten verbazen. Over de rijkdom van zijn gedachtegoed, over de manier waarop dit – nog tijdens zijn leven – van invloed was op de wereld en hoe we dat naar de wereld van nu moeten vertalen. Adam Smith is altijd geclaimd door liberalen, economen en vrije marktdenkers, maar zoals de nieuwe biografie van Jesse Norman overduidelijk maakt, is zijn gedachtengoed veel breder relevant en past het liberale gedachtengoed van nu eigenlijk helemaal niet zo goed bij de man zoals hij in zijn tijd stond. En het fascinerende is, dat dit ook voor andere liberalen geldt. Ook Thorbecke, de grote leidsman van het liberalisme in Nederland, is in zijn achtergrond en manier van denken niet de liberaal zoals die er nu vaak van gemaakt wordt. Dat is geen verwijt. Tot op zekere hoogte is het een logisch proces en de voormannen van andere richtingen, inclusief de mijne, worden ook lang niet altijd goed begrepen door de eigen achterban. Maar het is nu tijd om Adam Smith te herontdekken. Dat doe ik kort door in navolging van Norman een paar misverstanden op een rij te zetten rondom het gedachtengoed van Adam Smith en daarna een paar lessen te trekken, inclusief nog een klein uitstapje naar Thorbecke. In de beschrijving van de misverstanden hoop ik tegelijk het gedachtengoed zelf te beschrijven. Dat lukt niet goed in het bestek van deze tekst, maar ik verwijs graag naar Norman en andere bronnen.
De vrije markt en andere mythes
Adam Smith (1723-1790) is waarschijnlijk het best bekend als de man die de gedachte van de vrije markt heeft geïntroduceerd. Zonder hem zou het kapitalisme geen kapitalisme zijn geworden. Het beeld dat wij van die vrije markt hebben, is er een van maximale individuele vrijheid, waarbij een gerichtheid op het maken van winst genoeg is om een goede samenleving te krijgen. Die vrijheid zou de basis worden voor een politieke ideologie die overheidsingrijpen afwijst, de gerichtheid op winst een manier van problemen oplossen op basis van eigen belang die in haar meest extreme, Ayn Rand-achtige vorm alle vormen van gemeenschapsdenken verdacht maakt.
Smith was in zijn leven veel meer een filosoof dan een ideoloog en hij zou gruwen van een aantal karikaturen die van zijn gedachtegoed zijn gemaakt. Wat hij wel heeft gedaan en wat tot op zekere hoogte nog steeds klopt, is dat hij de markt centraal stelt in zijn denken. Daarin was hij de eerste. Maar dat moet wel in de context van zijn tijd worden gezien. Allereerst omdat Smith was opgegroeid in een soort permanente oorlogseconomie, overlopend van de Schotse opstanden tot de Napoleontische oorlogen. De ontwikkeling van echte markten is dan een hoopgevend alternatief en iets dat toen minstens zo nieuw is als nu de opkomst van de startups. De andere kant was zijn wantrouwen tegen de rijke koopmannen, veelal monopolisten, die hij zag en die elkaar voortdurend de bal toespeelde. Hij zag als een van de eersten het risico van een gebrek aan mededinging en te grote ongelijkheid en toonde zich om die reden ook wantrouwend richting gilde-achtige groepen.
Een regelmatig zichtbare hand
Dus de markt die hij zag was nog lang niet de vanzelfsprekendheid zoals wij die nu kennen. Het was een kwetsbaar, organisch geheel dat meer waardering verdiende en zijn systematische beschrijving ervan, vooral in zijn boek ‘The Wealth of Nations,’ heeft er enorm aan bijgedragen dat die waardering er kwam en dat we beter zijn gaan begrijpen welke rol randvoorwaarden als belastingen, mededingingsbeleid en andere vormen van overheidsingrijpen daarbij nodig zijn. Tegelijk kwam die zoektocht naar de ‘rijkdom van naties’ wel als een verrijking en een verdere doordenking van een al eerder opgezet intellectueel project. Het boek ‘A Theory of Moral Sentiments’ laat al zien dat Smith de maatschappij bovenal in morele termen ziet en niet in economische (een term die so wie so nauwelijks in beeld was in zijn tijd). En het moralisme van Smith is bovenal gematigd. Zo geloofde hij veel minder in de kracht van ‘contracten’ dan in de kracht van ‘sympathie’; de onderlinge aantrekkingskracht van mensen, van sociale verbanden. In de kern komt daar ook de term ‘invisible hand’ (de onzichtbare hand) vandaan. Hij gebruikt die term slechts drie keer in zijn oeuvre en elke keer om te laten zien hoe vanzelfsprekend verbanden kunnen ontstaan, dus zonder dat er interventie van overheden of andere partijen nodig zijn*. In zijn eerste boek onderzoekt hij de rol van altruïsme, het bijna onwaarschijnlijke gegeven dat mensen iets voor anderen doen zonder van anderen een tegenprestatie te vragen, maar wat wel degelijk bestaat. Via de invisible hand ziet Smith dat je een samenleving niet op altruïsme hoeft te baseren om toch een optimale uitkomst voor de maatschappij te kunnen krijgen Maar dat betekende niet dat hij afscheid nam van beginselen als gemeenschapszin. Integendeel. Hij bleef exponent van de Schotse verlichting, van soberheid en innerlijke beschaving. Hoezeer het ook als een vrije markt kan worden beschouwd, van slavernijhandel moest hij bijvoorbeeld niets hebben. Zijn benadering was, net als die van zijn grote vriend David Hume, niet primair religieus, maar wel uitgesproken moreel geladen. In zijn geval een strakke moraal, zeker ook zonder (kort door de bocht) de vrijheid, blijheid van wat we nu kennen als het progressief liberalisme van de Amerikaanse democratische partij.
Zet je de mythes over het gedachtegoed van Adam Smith op een rij en vergelijk je dat met de historische werkelijkheid, dan krijg je verschillen als deze:
De verleiding is groot om al die verschillen verder te gaan toelichten, want de misvattingen onder de mythes zijn niet zonder consequenties voor de dag van vandaag. Zeker de economen onder ons doen er goed aan terug naar de bron van het denken van Adam Smith te gaan en Norman's kritiek te lezen op met name de wijze waarop de economie is verwetenschappelijkt. Tegelijk gaat dat buiten het bestek van deze blog om alles uit te werken. En dringt deze vraag zich op: als we zoveel misvattingen hebben over het werk van de grondlegger van het vrije markt denken en daarmee van het liberalisme, wat liggen er nog meer voor misvattingen onder deze politieke stroming?
En Thorbecke dan?
In Nederland krijgt die vraag een extra lading omdat er nu een voortreffelijke biografie ligt over Rudolf Thorbecke, net zozeer de onbetwiste grondlegger van het liberalisme in Nederland als Adam Smith dat is in bredere zin. Het interessant is dan dat ook hij zich niet primair doet kennen als een vrijheids- of vrije markt denker. Het vermoeden is er dat Thorbecke’s liberalisme vooral gezien moet worden als zijn reactie op het conservatisme en dogmatisch christelijke van zijn tegenstanders. De oudere Thorbecke laat zich vooral kennen als een pragmatisch en op macht gerichte politicus en krijgt ideologisch profiel in vooral zijn strijd met zijn vroegere vriend Groen van Prinsterer. De jongere Thorbecke laat bij vlagen uitgesproken christendemocratische trekken zien, inclusief een opvallend organische opvatting over de bouw van staat en samenleving. Het is die organische opvatting die de werkelijke basis lijkt te zijn voor Thorbecke als de inrichter van de Nederlandse staat, met zijn liberalisme als een pragmatisch methode om zoveel mogelijk ruimte te krijgen voor de benodigde verandering.
Natuurlijk zijn er grote verschillen tussen beiden, ook omdat de tijd anders was en omdat Thorbecke als persoon net zo assertief en arrogant was als Smith rustig en bescheiden. Waar het hier om gaat is de constatering dat de wortels van het liberalisme niet in het extremisme liggen van absolute vrije marktdenkers of progressieve liberalen, maar in klassieke waarden als gemeenschapsdenken en een oog hebben voor de kleine man. Er valt wat te herontdekken. Wat mij betreft zowel binnen als buiten het liberalisme.
Peter Noordhoek
* Wat mij doet vermoeden dat als Adam Smith nu zijn werk zou schrijven, hij die niet zozeer aan het werk zou zien in de 'vrije' markt, maar in de moderne civil society en het verenigingsleven.
LITERATUUR
Jesse Norman (2018). Adam Smith. What He Thought, and Why it Matters. Allen Lane.
Remieg Aerts (2018). Thorbecke wil het. Biografie van een staatsman. Prometheus.