Vandaag geen uitgebreide weblog (gelukkig, verzuchten nu enkelen). Deze week stond in het teken van het beoordelen van zo'n 40 aanvragen voor de 'European Public Sector Award'. Inhoudelijk mag ik daar helaas niets over zeggen, maar geloof me dat het een hele exercitie was om
alle indieners goed te beoordelen. De organisatoren hadden mij en de collega's daarbij goed bij de taas door domweg een minimum aantal letters te eisen bij elk van de 8 te beoordelen aspecten. Meestal was dat geen al te grote straf, maar bij sommige aanvragen was het logisch geweest om met drie letters te volstaan. Maar goed, het is gelukt. Eind mei gaan we ons werk in groter verband tegen elkaar leggen en daar moeten dan een paar organisaties uitkomen die voor de prijs in aanmerking komen en nog ter plekke zullen worden beoordeeld.
Waar ik wel wat over kan en mag zeggen is een training die ik afgelopen zaterdag in boedapest heb gedaan voor het 'Robert Schumann Institute'. Voor dit instituut mag ik wel vaker trainingen verzorgen (altijd in afstemming met de Nederlandse Eduardo Frei Stichting / EFF) en dat is altijd een genot, zowel door de groep die je voor de neus krijgt (jonge politieke talenten met een stevige vooropleiding en vaak al verantworodelijke banen), als door het steeds wisselende thema.
Dit keer vroeg Gabor mij iets te vertellen over 'targeting your voter' en 'building a constituency'. Wat hij eigenlijk aan mij vroeg, was om de deelnemers mee te nemen in het werken met 'gelieerde organisaties'. In Nederland, en zeker binnen het CDA, zijn we gewend om voor elke doelgroep een aparte deelorganisatie op te richten. We werken met een reeks van stichtingen, verenigingen en werkgroepen voor vrouwen, ouderen, jongeren, bestuurders, internationaal belangstellende, uitkeringsgerechtigden, allochtonen, ondernemers, ambtenaren, etc., etc. Niet zelden hebben deze groepen een behoorlijke 'in-crowd' die zich ook nog mag vertegenwoordigen in besturen en platforms. Ondoorzichtig voor de buitenwereld, maar niet onbelangrijk.
Hoe anders op de Balkan. Gelieerde verenigingen worden met enig wantrouwen bekeken, als men er al over nadenkt. En als ze er al zijn, zijn het er doorgaans niet meer dan twee. Eén voor de jongeren - 'want wie wil anders de flyers rondbrengen?' en één voor de veteranen. Met de groep die ik zaterdag voor me had ben ik alle veronderstellingen achter het werken met gelieerde organisaties gaan afpellen. Al in de voorbereiding was het mij duidelijk geworden dat ik niet zonder meer onze CDA-aanpak ten voorbeeld moest stellen. Jongens, wat hebben we weer alles overgeorganiseerd. Aan de andere kant waren er ook redenen om toch maar niet de éénmansvariant van Wilders ten voorbeeld te stellen (als je het over hem hebt, komt er altijd een soort waakzame nieuwsgierigheid in de ogen van de deelnemers; hoe hebben de Hollanders het zo uit de hand kunnen laten lopen. Wat betekent dat voor ons?). Uiteindelijk heb ik met de groep vooral gesproken over generieke varianten zoals bijvoorbeeld de Conservatives die hanteren (How to get involved), met een mix van traditionele structuur en moderne techniek. natuurlijk waren er weer confronterende momenten. Toen we het bijvoorbeeld over de relatie tussen de programma en doelgroepenbeleid hadden, kreeg ik van ten minste twee deelnemers te horen dat dit een totaal irrelevant onderscheid was: iedereen van hun minderheid zou hoe dan ook op hun stemmen, ongeacht wat de inhoudelijke boodschap was. Die deed er eigenlijk totaal niet toe. Weer een andere deelnemer zette om geheel eigen reden vraagtekens bij de mogelijkheden een jongerenorganisatie op te zetten: alle jongeren vluchten het land uit. De gemiddelde leeftijd was al 46 jaar en stijgend. Maar samen kwamen we toch uit op een paar prachtige mogelijkheden om de basis voor hun partijen te versterken. Het was een voorrecht om met ze te werken.
Een voorrecht met pijn in het hart. Deze jongeren behoorden zonder meer tot het beste van hun generatie en hun land. Wat me opviel was hoe helder ze waren over de verwoestende werking van corruptie. Kreeg ik bij andere groepen nog wel eens de indruk van deelnemers dat ze niet sterk genoeg in hun schoenen stonden om zich er aan te onttrekken, hier had ik een groep te pakken met mensen die er anders in stonden; die het veel te goed doorhadden om er zomaar in mee te gaan. Ze laten zich hun nieuwe verworvenheden niet zomaar afpakken, was voor mij het overheersende gevoel. Een Arabische lente kan altijd nog op de Balkan gebeuren als het weer verder mocht gaan afglijden. Maar wat blijft het kwetsbaar allemaal. Deze jongeren zijn Europeaan tot op het bot. Ze kunnen zich met iedereen in het tradtionele Europa meten. De omstandigheden hebben ze echter niet mee. Eén van hen was de assistente van Toma, een bijzondere Serviër (zie '48 uur in Tirana'). Zij is een hele heldere dame, een talent op zich. Toch dreigt zij weg te gaan uit eigen land, teleurgesteld door de eeuwige spelletjes en het onvermogen om eerlijk politiek te bedrijven. Ik hoop dat ik haar en haar collega's duidelijk heb kunnen maken dat het aan de andere kant van de politieke heuvel niet altijd groener is en dat wat zij doet in veel opzichten relevanter is dan wat we in een land als Nederland te doen hebben. Ik kan het echter haar niet kwalijk nemen als ze voor haar zelf kiest. En ondertussen denk ik dat we als Nederland wel degelijk een boodschap moeten hebben aan mensen zoals zij en ons niet laten verlokken om achter Wilderiaanse dijken ons eigen isolement te zoeken.