CONTACT

Criteria voor certificering: over hout en steen

25 januari 2015
Peter

Certificering verhoudt zich tot rijkstoezicht als hout ten opzichte van steen. Je kan er beiden in principe op bouwen, maar toch moet je goed beseffen dat het andere bouwmaterialen zijn. Op 14 januari jl. verscheen een brief van drie Rijksinspecties waarin ze nadere eisen formuleerden waaraan certificatiestelsels aan moeten voldoen. Om meerdere redenen is dit een belangrijke stap, al valt het op dat slechts drie inspecties zich hieraan committeren. Hoe dan ook; noch de conclusies, noch de conclusies die daar aan vooraf gaan zijn mild en vergen veel zelfonderzoek door de branches - plus een toch wat andere benadering door de rijkstoezichthouders.

Wantrouwen

Er is al enige tijd sprake van een groeiend wantrouwen van inspecteurs als het gaat om de waarde van keurmerken en certificaten in de bedrijfsomgeving. Dit wantrouwen komt eerder van onderop, van de inspecteurs in het veld, dan van bovenaf. Zeker tijdens het laatste kabinet was het beleid juist gericht op het stimuleren van ‘zelfregulering’ als alternatief voor (rijks)toezicht. Bezuinigingsmotieven gingen hand in hand met het idee dat wantrouwen geen goede basis is voor ondernemerschap. Dat beleid is gekanteld. Politiek lijkt het alsof het enige goede toezicht rijkstoezicht is en geen bedrijf of instelling nog te vertrouwen is. In dat klimaat worden signalen vanuit de inspectie over falende bedrijven die wel met een certificaat zwaaien gehoord. Tegelijk krijgen de toezichthouders er geen budget bij en is er ook wel de overtuiging dat zonder medewerking van het bedrijfsleven toezicht houden moeilijk wordt. Wat dan?

Liefde van één kant

Dit najaar is er een bijeenkomst geweest waarin de inspecties en het bedrijfsleven een dialoog met elkaar aan wilden gaan. Althans, dat was de vurige wens van het bedrijfsleven. Zoals beschreven in mijn blog “” kwam de liefde toch wel sterk van één kant, die van het bedrijfsleven. De vertegenwoordigers van de inspectie toonden zich stug. Voor inhoudelijke wensen werd naar de wetgever en de beleidskant verwezen, zelf waren ze er toch vooral voor de handhaving van de wet. Wat valt er dan nog te bespreken? De ‘Signalering certificering en toezicht’ zoals die er nu ligt verklaart meer van de terughoudendheid. Het wordt rustig opgesomd, maar het is niet mis wat er aan kritiek over de betrokken branches wordt uitgestort. Deels weten we het al uit de media, maar hier stapelt het zich al te hoog op. Dan past het inderdaad niet om zoete broodjes te bakken. Dat is dit een moeilijk, maar noodzakelijk verhaal. Dat ik dan toch kritische opmerkingen heb is vooral bedoeld om te voorkomen dat de misvatting postvat dat met de criteria van de rijkstoezichthouders nu alles duidelijk is. Helaas. Inspecties die branches vertellen hoe ze hun kwaliteit vorm moeten geven is zoiets als steen laten vertellen hoe hout zich dient te gedragen. Dat kan er al snel weinig meer (be)drijven.

Varianten en tekortkomingen

In de brief van de drie inspecties worden drie varianten van certificering onderscheiden, in navolging van het kabinetsstandpunt van 2003. Het gaat om de ‘zelfreguleringsvariant’, de ‘toezichtondersteuningsvariant’ en de ‘toelatingsvariant’. In de eerste variant is er sprake van vrijwillige certificering als onderlinge stimulans om zich te onderscheiden op kwaliteit. In de tweede variant blijft certificering vrijwillig, maar de certificaten hebben een wettelijke status en de overheid verbindt gevolgen aan het hebben van een certificaat. In de derde variant is er sprake van een wettelijke regeling en het voldoen aan de norm maakt uit bij de bepaling of een bedrijf of professional toegang krijgt tot een markt. De inspecties geven zelf aan dat het onderscheid niet altijd te maken is en dat kan ik vanuit eigen praktijk alleen maar beamen, toch lijkt het in principe goed dat de inspecties deze indeling maken en er vooral bij de tweede en derde variant consequenties aan verbinden voor het toezicht. Ik kom er later op terug.

Vervolgens komt de notitie voor elk van de inspecties met een reeks ervaringen met certificering. Misschien is dit wel het meest interessante deel van de notitie, omdat het niet zo vaak gebeurt dat er oordelen over de effectiviteit van certificeringsstelsels worden gegeven en al helemaal niet vanuit toezichtperspectief. Het grootste deel van de certificeringssystemen laat forse tekortkomingen zien. De enige positieve uitzondering hierop wordt door de Inspectie SZW genoemd en betreft het zgn. OHSAS 18001-certificaat, dat een positief effect lijkt te hebben op de arbeidsomstandigheden, al is dat nog niet erg aantoonbaar. Voor deze vorm van certificering vindt de inspectie het logisch de afspraak voor minder toezicht voort te zetten. In alle andere gevallen, en al helemaal bij de NVWA, is het oordeel kritisch tot zeer kritisch.

Falen

Heel graag zou ik willen horen hoe de betrokken branches zelf tegen de tekortkomingen aankijken. Hoe de inspecteurs aankijken tegen de oorzaken van is nu wel bekend en verdient het om nog eens op een rij te zetten. Als oorzaken voor falen wordt gezien:

  • controles: controle van certificaathouder door certificerende instellingen is niet altijd van voldoende kwaliteit of voldoende inzichtelijk door de rijkstoezichthouder. Concreter: het ontbreken van voldoende zicht op de praktijk, het ontbreken van periodieke, kritische reality-checks of het ontbreken van onaangekondigde controles;
  • terughoudendheid: certificerende instellingen zijn vaak terughoudend in het nemen van maatregelen wanneer zij tekortkomingen constateren. Maatregelen of sancties worden niet opgelegd of zijn te laag. Bedrijven houden het certificaat ondanks herhaalde overtredingen;
  • de informatie-uitwisseling met rijkstoezichthouders schiet voortdurend tekort.

Als dit klopt, en het verhaal is overtuigend, dan is het tijd voor een keihard geluid richting het bedrijfsleven en de betrokken branches: dit moet stoppen, dit valt niet goed te praten. De meeste ondernemers koesteren een vijandbeeld van toezichthouders: bureaucratisch, niet meedenkend, detailzuchtig en soms gewoon ondeskundig. Maar als de toezichthouders gelijk hebben in hun oordeel over de certificeringsstelsel in het bedrijfsleven, dan hebben de vele goedwillende leden van brancheorganisaties vele jaren lang veel te veel betaald voor iets dat niet deed wat het moest doen.
Het is nog tot daar aan toe dat de rijksinspecties niet aan hun trekken komen, maar het feit dat bedrijfsleven dit heeft laten voortduren betekent gewoon een groot falen. Kennelijk is men er helemaal niet in geïnteresseerd om op kwaliteit de concurrentiestrijd met het buitenland te willen winnen of de eigen samenleving schoon te houden. Liever lobbyend de successen binnenhalen dan gewoon voldoen aan de eigen afspraken. De crisis is daarbij geen excuus; dat had juist reden moeten zijn er nog een stap bij te zetten. Daarbij: het is ook het faillissement van de certificeerde instellingen en de hele infrastructuur die daarvoor is opgetrokken. Kortom; de inspecties houden de branches een spiegel voor en ze kunnen daarin een groot fiasco zien.

Kan het wel werken?

Ik kan slechts één ding bedenken dat er tegenover mag worden gezet. Nog los van de aanwijzingen die er zijn dat er op malafide en frauduleuze wijze met certificaten wordt omgegaan, moeten branches zich ernstig de vraag stellen of de huidige wijze van certificeren wel kan werken. Op beheersing gerichte manieren van kwaliteitszorg – kenmerk: gesloten normen, starre standaardisatie – redden het niet in markten die een en al in beweging zijn. Die zullen altijd worden ontlopen en omzeild. NEN-ISO heeft nog een rol te spelen, vooral vanwege de internationale kant ervan, maar het is hoog tijd voor een ander soort interventies. Eigenlijk, op de keper beschouwd, zit het schandaal van de falende certificeringssystemen er vooral in dat branches er nog steeds mee doorgaan, terwijl waar de inspecties mee komen al lang bekend is of had moeten zijn bij de betrokken branches en dat waarschijnlijk ook is.

Criteria

En dat brengt mij weer bij de inspecties terug en hun criteria voor certificering, zie hieronder. Want hoe logisch het ook is dat ze pleiten voor ‘heldere en uitvoerbare normen’, voor ‘periodieke controles’, ‘traceerbaarheid’, ‘informatie-uitwisseling’ en wat al niet meer, in essentie dwingen ze de branches in een al achterhaald keurslijf en, heel gevaarlijk, een keurslijf dat niet van henzelf is. Mijn indruk is dat het middel uiteindelijk slechter is dan de kwaal. Zet het bedrijfsleven niet in de rol van semi-overheid. Noem het geen zelfregulering als certificeerders langs de bedoelde criteria controles gaan uitvoeren. Het is het outsourcen van overheidstoezicht, niets meer en niets minder. Eerder herhaalde ik de zelfregulerings-, toezichtondersteunings- en toelatingsvariant. De inspecties lieten een duidelijke voorkeur voor de laatste twee blijken. Beter is het om het om te draaien. Als de overheid belang heeft bij toezichtondersteuning en toelating: laat die overheid het dan ook organiseren en de eisen stellen (over de kosten moeten we het dan maar eens apart hebben). Wat aan de branches zelf is, wordt hier volstrekt ten onrechte de ‘zelfreguleringsvariant’ genoemd: datgene wat de branche vrijwillige doet om op een hoger niveau van presteren te komen. Een branche heeft niet de rol om te reguleren. Noem het dan dus ook niet zo. Een branche moet aan kwaliteit werken, branchebrede kwaliteit. Dat is hoog tijd, als het al niet te laat is. De overheid moet aan goed toezichtwerken. Laat de falende certificeerders er maar aan wennen dat ze de ambtenaar worden die ze al zijn, met bijpassend salaris. De brancheleden zelf moeten de brancheleden gaan toetsen op kwaliteit – en die weer gaan verbeteren.

Hout en steen

Het bovenstaande is wat kort door de bocht, maar we zijn echt toe aan andere verhoudingen. Dat kan ook. Ik ken sectoren – buiten waar deze inspecties actief zijn, het moet gezegd, waar prima wordt samengewerkt. De overheidstoezicht houdt haar wetshandhavende rol, de branche zorgt met haar peer review voor een echte stimulans om de bedrijfsvoering beter aan te pakken. Uiteindelijk is deze laatste – buigbaar houten - variant naar mijn overtuiging het meest effectief, maar het werkt ook alleen maar als iedereen weet dat er een steenharde toezichthouder op korte afstand bij staat. Hopelijk is dit bouwwerk van hout en steen sterk en flexibel genoeg voor wat er nu in de markten aan het gebeuren is. Zelf vermoed ik dat we nog heel wat innovatiever moeten worden in onze toezicht- en kwaliteitsmethoden. Never a dull moment.

Peter Noordhoek

 

BIJLAGE
Criteria als leidraad voor het maken van afspraken over aangepast toezicht op basis van certificaten door de drie rijkstoezichthouders Inspectie SZW, NVWA en ILT:

  1. Het certificaat dekt de relevante wettelijke regelgeving.
  2. De wettelijke regelgeving en de normen cq. schema’s voor het certificaat zijn helder en 
uitvoerbaar.
  3. De normen cq. schema’s zijn openbaar en gemakkelijk toegankelijk.
  4. De onafhankelijkheid van de certificerende instellingen is geborgd.
  5. Bij controles door CI’s is sprake van:
    1. voldoende kwaliteit en voldoende kritische controles;
    2. periodieke controles met voldoende frequentie, wanneer dit relevant is voor het 
doel van het certificaat;
    3. periodieke controles vinden zowel aangekondigd als onaangekondigd plaats;
    4. registratie en traceerbaarheid van het resultaat van controles;
    5. controle van producten/praktijk, naast controle van het kwaliteitsbeleid;
    6. risicogerichte controles.
  6. Rijkstoezichthouders hebben toegang tot relevante informatie.
  7. Rijkstoezichthouder, certificerende instelling en gecertificeerde moeten de informatie over 
het gecertificeerde bedrijf kunnen delen.
  8. Certificerende instellingen nemen passende maatregelen, conform de relevante normen, 
wanneer zij tekortkomingen constateren. Wanneer van toepassing wordt een certificaat 
ingetrokken.
  9. Tekortkomingen met majeure (veiligheids)risico’s worden gedeeld met de 
rijkstoezichthouders.

Ten aanzien van punt 7 en 9 wordt opgemerkt dat het nu niet altijd mogelijk is om gegevens uit te wisselen. Deze juridische bezwaren zouden moeten worden weggenomen.

Northedge

info@northedge.nl
 Copyright © 2020 -  All Rights Reserved
BTW nummer Northedge B.V.: 8192.31.472.B.01
KvK nr. Northedge B.V.: 29048758 Rotterdam
menu-circlecross-circle linkedin facebook pinterest youtube rss twitter instagram facebook-blank rss-blank linkedin-blank pinterest youtube twitter instagram